maandag 13 juni 2011

Pinksteren


In het christendom werd het Wekenfeest 'Pinksteren' genoemd, naar het Griekse woord 'pentekostos' (= vijftigste). Tijdens het pinksterfeest wordt herdacht dat de Heilige Geest, de derde Persoon van de Allerheiligste Drie-eenheid, neerdaalde uit de hemel op de apostelen en andere aanwezige gelovigen.

Na Jezus' dood op Goede Vrijdag en zijn verrijzenis op Pasen hadden de leerlingen van Jezus nog veertig dagen lang de steun van zijn aanwezigheid gehad waarbij hij hen nog eens uitlegde wat de betekenis was van alles wat hij gedaan had tijdens zijn openbare optreden.

Op de veertigste dag van Pasen (let op: niet de veertigste dag na Pasen) werden de leerlingen door Jezus' Hemelvaart alleen achtergelaten. Wel had hij beloofd dat hij de Geest van God, de Heilige Geest zou sturen die hen geestelijk verder zou leiden en hun de kracht zou geven om getuigen van het evangelie te zijn. Op de vijftigste dag van Pasen, tien dagen na Hemelvaart, kwam de beloofde Heilige Geest dan ook over de discipelen.

Volgens de traditionele christelijke theologie, analoog aan de oorspronkelijke joodse betekenis, waren de eerste nieuwe bekeerlingen na de hemelvaart van Jezus als resultaat van de evangelisatie onder de menigte op de eerste Pinksterdag de 'eerstelingen van de oogst' die toegevoegd werden aan de eerste christelijke 'samenkomst' oftewel gemeente. Deze 'oogst' gaat nog steeds door en als de 'volledige oogst' is binnengehaald dat wil zeggen alle door God voor het Koninkrijk van God voorbestemde mensen (Joden en niet-Joden) tot bekering zijn gekomen, dan begint de Eindtijd: de laatste fase van de geschiedenis.

Uitstorting van de Heilige Geest

De gebeurtenissen vinden plaats op het feest van de eerstelingen (Sjavoeot), in Jeruzalem. Om 9 uur 's ochtends zijn de discipelen en enkele andere gelovigen bij elkaar, een groep van ongeveer 120 personen, in een ruimte op de berg Zion.

"Plotseling kwam er uit de hemel een geluid dat leek op een enorme windvlaag en het vulde het hele huis, waar zij zaten. Op hun hoofden vertoonden zich tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen. Zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, zoals de Geest het hen gaf uit te spreken." — Handelingen 2:1-4

De mensen die nu vervuld zijn met de Heilige Geest gaan naar buiten en spreken tongentaal, profeteren en verkondigen het Evangelie in allerlei talen. Ter gelegenheid van het feest van de eerstelingen was er veel volk in Jeruzalem, afkomstig uit alle delen van het Romeinse Rijk en daarbuiten, en door alle geluiden wordt een grote menigte aangetrokken.

De ervaring van de uitstorting veroorzaakt verbaasdheid en bewondering.

Petrus (Simon bar Jona, Kefas) neemt het woord en houdt een lange toespraak waarin de opstanding van Jezus centraal staat. Hij legt uit dat al deze gebeurtenissen al voorzegd zijn door de profeet Joël. Hij maant de menigte zich te keren tot Jezus om vergeving van zonden te krijgen.

Uit de menigte komt een vraag: "Hoe?" Petrus antwoordt: "Heb berouw, en laat u dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van de zonden, en u zult de Heilige Geest ontvangen." Drieduizend mensen (Joden) geven gehoor aan deze oproep en laten zich dezelfde dag nog dopen.

Bron: Wikipedia